Rijmpje Vervlogen Dromen
De wind in de haren, rijdend over gras,
Over velden en wegen, haar in een staart gebonden,
De avondzon schijnend op haar dikke jas.
Stil hopend op wat in dromen werd gevonden.
Geen geliefde aan de zijde die lacht,
Geen huis vol warmte, geen dagen van vreugde,
Geen reizen naar verre plaatsen, ooit gedacht.
Geen eigen kind om te dragen,
Geen neefje dat opgroeit, geen voorjaar in bloei,
Geen nieuwe kansen, geen toekomst maar vragen.
De dromen, ooit zo helder als de maan,
Verdwenen, snel, stil, met een traan.
Onrechtvaardig en dromen onvoltooid.
Ze zijn vervlogen en worden niet meer, ooit.
Op een dag ging de deurbel onverwacht,
En begon de nachtmerrie dag en nacht.
Met tranen op de wangen en een hart vol pijn.
Wetende dat haar dromen voor altijd vervlogen zijn.
In elke hartslag, in elke adem en in ‘onze’ dromen.
Herbeleven wij wat nooit had moeten komen.